
In 2019 startte een recordaantal mensen hun eigen bedrijf. Ten opzichte van 2018 steeg het aantal starters met 11 procent. Helaas blijkt bijna de helft na 5 jaar niet levensvatbaar. Hoe scheid je het kaf van het koren? En wat kan een ondernemer zelf doen om de overlevingskansen van het bedrijf te vergroten?
Twintig jaar geleden hadden we daarvoor het middenstandsdiploma en de vestigingswet.
Dit was tot eind 2000 verplicht voor ondernemers die een eigen bedrijf vestigden. Het doel hiervan was om de kwaliteit van de ondernemer te waarborgen. Voor een aantal bedrijfstakken zoals de bouw-, installatie- en transport- en levensmiddelenbranche gaf de Kamer van Koophandel tot eind 2007 starters alleen een vestigingsvergunning als ze een middenstandsdiploma of gelijkwaardig hadden. In deze Vestigingswet stelde de wetgever dat de ondernemer over voldoende ondernemersvaardigheden en een minimum aan vakkennis moest beschikken. Allemaal om beginnende ondernemers te behoeden voor faillissement. Daarnaast werd ook de kredietwaardigheid gecontroleerd om de consument te beschermen tegen ondeskundigheid en de daaruit voortkomende schade en/of gevaren.
Vrije markt
Al deze vereisten worden sinds de afschaffing van het verplichte middenstandsdiploma, behalve bij officiële beroepen zoals advocaat en accountant, niet meer getoetst.Zelfs niet bij inschrijving door de Kamer van Koophandel. De overheid wilde de vrije markt namelijk haar werk laten doen. Ondernemingen die niet levensvatbaar blijken, verdwijnen dan vanzelf weer. Met 1 op de 2 ondernemingen die binnen 5 jaar stopt, lijkt dat in de praktijk inderdaad het geval te zijn. Het aantal faillissementen is afgelopen jaar gestegen, met name in de detailhandel en de horeca. Ik vind dit een zorgwekkende ontwikkeling. Het heeft namelijk niet alleen gevolgen voor de ondernemer zelf. In het ergste geval wordt, bij faillissement, ook de omgeving daar de dupe van. Ook leveranciers, medewerkers en klanten kunnen naar hun inkomsten fluiten. Daardoor kunnen zij ook weer in de problemen komen.
Slimme of oudere mensen zijn niet perse betere ondernemers
Voorheen gaf een HAVO-diploma met gemiddeld een 6 een vrijstelling voor het middenstandsdiploma. Dat impliceert dat je een slimmerik moet zijn om te kunnen ondernemen. Maar het opleidingsniveau is wat mij betreft onbelangrijk. Evenals beroep of leeftijd. Elke (startende) ondernemer heeft basiskennis nodig van het ondernemerschap. Er zijn voorbeelden genoeg van slimme mensen die geen levensvatbaar ondernemersidee of onderneming bleken te hebben én visa versa.
Bonnen in de prullenbak
Als ondernemer moet je weten hoe je een administratie voert, hoe je een bedrijfsplan en bepaalde berekeningen maakt. Om een middenstandsdiploma te krijgen moest je dit allemaal beheersen. Vakken die aan de orde kwamen waren boekhouden, bedrijfsrekenen, handelskennis, bedrijfsleer en rechts- en wetskennis. Praktische zaken waarmee ondernemers in hun dagelijkse bedrijfsvoering absoluut te maken krijgen. In de praktijk zie ik te veel ondernemers met weinig kennis van financiële zaken zoals het berekenen van de kost- en verkoopprijs of het opstellen van een bedrijfsplan. Met alle gevolgen van dien. Ik zie ondernemers die veel te weinig verdienen, failliet gaan omdat ze hun verdienmodel niet kunnen overzien of geen kennis hebben van administratieve taken of wet- en regelgeving. Daardoor zijn ze gevoelig voor fabels en onwaarheden, bijvoorbeeld over de bewaartermijn van bonnen en facturen. Ze maken elkaar van alles wijs. ‘Bewaar jij je bonnen allemaal? Nee joh, die kun je allemaal weggooien want je betaalt de eerste drie jaar toch geen belasting’. Dat soort verkeerde adviezen.
Wat mij betreft moeten ondernemers kunnen aantonen dat ze over (voldoende) basiskennis beschikken. Daarom zou elke startende ondernemer, bij de KvK-inschrijving, weer verplicht een ondernemersdiploma moeten overleggen. Wat mij betreft mag zo’n verplicht diploma weer opnieuw worden ingevoerd. Liever vandaag dan morgen.
Geef een reactie